Johan De Vos

Johan De Vos is aangesloten bij KAAG in 1969 en nu al 50 jaar lang lid. Niet alleen als jong én een beetje ouder wordend atleet heeft hij bij de Buffalo’s naam gemaakt, maar vooral door zijn literair talent. Hij schreef meerdere atletiekcursiefjes, waarvan enkele in boekvorm zijn uitgegeven.

Hier onder een paar van zijn recente pennenvruchten:
– “Koude lente” : Over heden en verleden.
– “Gerard”: In de zomer van 2019 overleed Gerard Gabriëls, een icoon uit de KAAG-geschiedenis.
– “Marcel”: Marcel Janssens wordt benoemd tot eresecretaris van de club.
– “Brug”: Over hedendaagse prestaties met een tikkeltje nostalgie verteld.

Koude lente

Hoe heerlijk is het om te lopen in de lente. Al is het ook een koude lente. Alles in je lichaam tintelt en je krijgt het gevoel zoveel jonger te zijn. 

Zeker wanneer je zoals ik deze morgen na twee lange, lange maanden voor het eerst weer het atletiekterrein kunt betreden. Na een lange tijd van blessure opnieuw kunnen lopen, je vrienden terugzien, de vertrouwde omgeving van de atletiekbaan. De uitgestalde bekers, de kijkkast met de oude truitjes, zelfs de houten voorzittershamer, hoe en wanneer zou die ooit gebruikt zijn, lederen spikes met ongelooflijk lange pinnen, het is alsof je het allemaal weer voor de eerste keer ziet. Opnieuw  lopen is alsof je voor het eerst op aarde komt en daar je eerste passen zet.
In de kleedkamer ontmoet ik Donaat. Hoe gaat het nog in de club, vraag ik hem. Dat zie je toch aan de prestaties, antwoordt hij. En inderdaad toen ik in oktober naar het clubfeest kwam, ontmoette ik enkele jongeren die blaakten van vertrouwen. Deze zomer zouden zij het aloude clubrecord over 4 x 400 meter beslist verbeteren. Ik haalde er Donald Gabriels bij. Hij maakte ooit deel uit van de ploeg die in het jaar 1973 het clubrecord vestigde. Het zit erin, zei hij toen hij de tijden hoorde die de jongens vandaag lopen. Wat keek ik op naar de atleten van toen: Gaby De Geyter, Régis Ghesquière, Jo Vandriessche en Donald Gabriels.

Zou dat vandaag ook zo zijn, vraag ik mij af, wanneer ik het spel zie van de jongste atleetjes die in groep zo vlug mogelijk kegels verzamelen en naar een hoepel brengen?

Johan De Vos
april 2019

 

 

 Gerard

Hoe het komt weet ik niet, maar deze week kreeg ik ineens de onweerstaanbare drang om nog eens een van mijn oude atletiekherinneringen op te zoeken. Ik fietste naar de Zandberg in Heusden. Hoeveel uren hebben wij hier niet doorgebracht? In de winter liepen we elke zondagmorgen van het oude Gantoisestadion over de brug van Heusden door de lange dreef tot aan het kapelletje. Daar sloegen we een zandwegel in die ons naar de Zandberg leidde.

Met ontroering dacht ik terug aan onze trainer Etienne die ons aan de voet van de Zandberg stretch- en evenwichtsoefeningen liet uitvoeren. Hoe ik in de voetsporen van de onklopbare Gaby De Geyter de zandheuvel omhoog liep. De snelle afdaling. Draaien rond de lantaarnpaal, waarna Etienne begon af te tellen: eenenzestig, tweeënzestig…

Donald Gabriels die toen in het verre Amerika verbleef en vandaar lange brieven schreef in het clubblad, vertelde dat in Amerika overdekte atletiekbanen bestonden en dat hij de te kloppen man zou zijn op de kampioenschappen over de lage horden.

Onlangs liet Donald mij weten dat zijn vader Gerard Gabriels overleden is. Gerard was jarenlang penningmeester van onze club. Wanneer schrijf je eens over de oudere generatie, vroeg hij mij geregeld. Gerard was onlosmakelijk verbonden met onze club. De laatste jaren zagen we hem niet meer zo vaak. Dan zocht ik hem thuis op. Hij woonde in nummer vijfenzeventig. Kijk Johan, vertelde hij mij, ik woon in nummer vijfenzeventig, sprong 1 meter 75 hoog en 5 meter 75 ver. Hij liet mij zijn postzegelverzameling over de Olympische Spelen zien. We dronken samen een glas porto.

Gerard was er fier op om zijn hele leven lid te zijn geweest van onze club. Hij vertelde hoe lang geleden elke atleet een schopje bij zich had om aan de startlijn van de honderd meter putjes te graven waar je dan je voeten kon inzetten.

Nu ik voorbij het huisnummer 75 fiets is de woning leeg. Maar Gerard zal net zoals mijn trainer Etienne, die ‘s winters hijgend over de brug naar Heusden liep en daar aangekomen met zijn chrono aftelde, eenenzestig, tweeënzestig,… voor altijd in mijn hart blijven.

Johan De Vos
maart 2019

Marcel 

In Frank zijn boek staat achteraan ergens verscholen een mooie foto. Het boek beschrijft de geschiedenis van onze club ARAG – KAAG Atletiek 1864 – 2000. De foto toont een grote groep veteranen, vandaag masters genoemd, aan de start van een veldloop bij ‘kosterken’ De Backer in Waarschoot.

Wie kent nog de Jonge Crosser of de veldlopen die elke week door een van de onderafdelingen van La Gantoise werden georganiseerd? Week na week brachten die crossen ons in de meest afgelegen dorpen van het Scheldeland en omstreken. Hier zitten zeker nog Duitsers weggestoken, zei vader Vandevyvere toen hij zijn weg zocht tussen de afgelegen wegen op het platteland op zoek naar de startplaats.

We schrijven de jaren zeventig en op de foto herken ik alsof het gisteren was nog alle regelmatige deelnemers aan de categorie D. In tegenstelling met de spanning bij de start in de jeugdreeksen ging het er in de categorie D gemoedelijk aan toe. Er werden allerlei grappen gemaakt. Op de foto verschijnen de meest verschillende clubtruitjes. De twee schuine witte strepen natuurlijk. Maar ook KAAG en ARAG rond de indianenkop of Buffalo. Vooraan in het midden de winnaars. Scherpe atleten vast van plan om zo snel mogelijk van start te gaan. De spikes in de aanslag!

Op de tweede rij Marcel. Niet echt in vertrekmodus, met op zijn hoofd een petje typisch voor de jaren zeventig. Hoewel Marcel veelal voorin eindigde, maakt hij zich niet breed om bij het startschot vóór de andere deelnemers vooruit te snellen. Het beeld typeert Marcel. Bescheiden op de achtergrond. 

Ik ken Marcel als atleet, als bestuurslid en als secretaris van onze geliefde atletiekclub. Maar boven dat alles waardeer ik Marcel als mens.

Marcel die zo bekommerd was om Kleineman of mijn zevenjarig zoontje dat zijn eerste passen zette in de atletieksport. Marcel die mij regelmatig vertelt dat hij houdt van mijn gedichten en cursiefjes. Marcel die als starter bij wedstrijden rust en vertrouwen uitstraalt. Marcel die mij de schrijfmachine aanbood waar onze voorzitter Pradel het tweewekelijkse clubblad mee typte. Marcel die mij zonder problemen de oude clubblaadjes met de Buffalokop en de mooie leuze ‘Heb vertrouwen in U zelven’ uitleende. Marcel die mij een aantal exemplaren bezorgde van mijn ‘Kroniekjes in Blauw-Wit’, met in het midden twee verroeste nietjes. Mijn eerste boekje waar ik zo trots op ben. Marcel die elk jaar op 11 november om 11 uur samen met onze trainer Etienne hulde brengt aan de overledenen van onze club aan ‘de Steen’, die zich nog steeds bevindt aan het vroegere Gantoisestadion.

Marcel die net als zoveel anderen ervoor heeft gezorgd dat generaties jongeren konden opgroeien in de harmonie en de warmte van deze heerlijke atletiekclub met de mooie kleuren blauw en wit. En de leuze ‘Heb vertrouwen in U zelven’.

Johan De Vos
juli 2019

 

Brug

‘Wanneer schrijf je nog eens een stukje voor de site van KAAG,’ vraagt André. ‘Overigens Etienne is een grote fan van jouw nostalgische loopcursiefjes. Hij zou zelfs een heruitgave willen.’ Dat zou natuurlijk fantastisch zijn. ‘Elke voorzitter heeft tot nog toe een boekje uitgegeven met mijn KAAG-cursiefjes,’ vertel ik aan onze nieuwe voorzitter Jean. 

Dat is niet helemaal waar, maar toch. Het boekje ‘Kroniekjes in Blauw-Wit’ met de kaft in de heldere blauwe kleur, de indiaan met ARAG-KAAG en de clubleuze ‘Heb vertrouwen in U zelven’ vind ik een van mijn mooiste realisaties. En wat een heerlijk voorwoord schreef mijn vroegere trainer Etienne hierin: ‘Wat kan nostalgie toch mooi zijn! Ik zie Johan nog altijd binnenkomen op het grote “Gantoiseterrein” aan de hand van zijn vader, zeer zenuwachtig en ongerust. Wat ging er met hem gebeuren? Ik kon toen echter nog niet vermoeden dat er uit dat klein manneke een groot talent zou groeien …’ 

Wat zijn dat toch heerlijke woorden! Maar laat ik trachten even heerlijke woorden te wijden aan enkele clubgenoten die ik tijdens de voorbije zondagen aan het werk zag. Ronny was maar liefst zeven uren aan de slag in een poging om een nieuw wereldrecord over 100 km ergometer roeien te vestigen. Luc en Olivier namen deel aan de halve marathon in Gent.

Wat heb ik een bewondering voor deze atleten. Ook al slaagde Ronny er niet in een nieuw wereldrecord te vestigen, hij blijft een en al optimisme. ‘Misschien is mikken op een kortere afstand, de marathon, een betere optie.’ ‘Dan zul je wel meer op kracht en snelheid moeten trainen,’ opper ik. Ronny reflecteert over zijn prestatie. ‘De laatste twintig kilometer kwam ik er weer door. De volgende keer moet ik regelmatig drinken. Zonder vocht krijg je krampen.’ 

Dat weet ik al toen wij bijna vijftig jaar geleden tijdens de winter van het Gantoisestadion naar Heusden Zandberg liepen. Het was het euvel waar Freddy Lucq aan leed, een van de grootste sprinters van onze club en Belgisch kampioen op de 200 meter. Na de circuits op de Zandberg de lange weg terug te moeten afleggen was voor ons sprinters geen eenvoudige opgave. Ik zie nog Etienne met zijn blauw-wit gebreide muts, hijgend om aan een redelijk tempo boven op Heusden brug te geraken.

Olivier en Luc hadden afgesproken om de ballon van 1u30’ te volgen. Aan de aankomst zie ik Katrien. Hoe is het met onze clubgenoten? Olivier moest even de rol lossen, Luc blijft de ballon net voor. Ze eindigen allebei rondom hun vooropgestelde tijd. Maar het was koud, een bochtig parcours en de lopers moesten vijf bruggen omhoog snellen. Vijf bruggen! En zeggen dat tijdens onze winterse trainingen ondertussen bijna vijftig jaar geleden, wij al hijgend maar een enkele brug, die over de Schelde in Heusden, over moesten!

Johan De Vos
oktober 2019

Zonneschijn

De lat ligt hoog nu Jean en André zulke mooie woorden over mij hebben gezegd en geschreven. Waarbij ik met grote woordkunstenaars werd vergeleken. Maar laat ik toch maar proberen te vertellen wat het KAAG-weekend mij heeft geleerd.

‘Wij hadden gedacht dat nu hij met pensioen is, hij toch wel op tijd op training zou komen,’ vertelde Danny tegen mijn echtgenote. Wellicht slaakte mijn vrouw toen een diepe zucht. We zaten allemaal samen aan tafel voor het Clubfeest. Hoeveel clubfeesten heb ik niet meegemaakt? We organiseerden er warempel zelf een! Een mosselsouper waarbij onze moeders de mossels klaarmaakten en wij als jonge atleten ze opdienden. Ik zie ons ook nog zitten in zaal Melac in Zwijnaarde. Onze voorzitter Pradel die grote sigaren rookt en aangebrande moppen vertelt. De atleten kwamen toen van overal. Zelfs Régis Ghesquière, die als tienkamper deelnam aan twee Olympische Spelen en de grootste atleet die we ooit hebben gekend, tekende present.

Vandaag ontmoette ik onze vroegere trainer en voorzitter Etienne. 

‘Je weet dat Marie-Hélène een boek heeft geschreven. Het is prachtig. Maar zo er staat zo weinig in over Régis.’

Ik zag Etienne samen met zijn vrouw Jacqueline en onze eresecretaris Marcel in de Chalet na afloop van de huldiging aan de Steen. Elk jaar op 11 november om 11 uur komen afgevaardigden van de verschillende blauwwitte geledingen samen aan het vroegere Gantoisestadion om de gesneuvelden te herdenken van de twee Wereldoorlogen. 

Bij het indraaien van de Tennisstraat hoorde ik al het klaroengeschal. Ten teken dat meer dan honderd jaar geleden een einde werd gesteld aan de meest gruwelijke van alle oorlogen. Hijgend want de Tennisstraat gaat lichtjes bergop, stelde ik mijn fiets tegen het hek van de Chalet. Blauwwitte vlaggen vormden een erehaag. Een voor een werden door de vertegenwoordigers van voetbal, atletiek, supportersverenigingen enzovoort bloemen neergelegd. 

Daarna weerklonk het nationaal volkslied.

In de Chalet praatten we nog wat na.
‘Wat doe je zo allemaal nu je met pensioen bent,’ vroeg Etienne.
‘Ik schreef een boek,’ antwoordde ik, ‘over ons verblijf in een caravan in Spa tijdens de winter. Ik zal het je bezorgen.’ 

We hebben het over de club. En de vele zorgen die een club te leiden met zich meebrengen.
‘Vroeger reden we met twee bussen naar de cross,’ vertelt hij. 

Etienne is zo weinig veranderd. Ik zie hem nog samen met ons in de winter over Heusden brug lopen. Hijgend. Op zijn hoofd de blauwwitte gebreide muts. 

Vorige week nog reed ik naar het Kloosterbos in Wachtebeke. In onze tijd beter bekend als het bosje van Wachtebeke. Ik herken nog de plaats waar Etienne ons opwachtte tijdens onze circuits, de chrono in de hand. Met een bus reden we toen tot midden in het bos. Onze vaste chauffeur, die elke keer weer ‘Zonneschijn, jij was mijn zonneschijn, mijn geluk, mijn droom, mijn zonnewijn’ speelde van Will Tura. Ook al was het koud, geurde het bos hevig naar dennen en was het midden in de winter.

Johan De Vos
november 2019

In stukken

Wat zijn de kleuren van de herfst mooi dit jaar! Komt het doordat we beperkt zijn in onze bewegingsvrijheid en we daardoor inniger beschouwen? Bij mij komt er nog boven op dat na een val mijn schouder is ingepakt. Waardoor mijn actieradius nog meer dan die van de mensen rondom mij is ingeperkt.

Zo komt het dat ik vandaag samen met mijn vrouw en ons hondje Luna de tuin van de Sint-Pietersabdij ging verkennen. Wat een heerlijk oord is dat! Gelegen op een heuvel langs de Schelde. Je vindt er een wijngaard, fruitbomen met goudgele appeltjes die blijven hangen als kerstballen, vijgenbomen enzovoort. Tussen de ruïnes zijn verschillende waardevolle plantensoorten te bewonderen. Er is een historische kruidentuin met salie, rozemarijn en tijm. Net als in het lied van Simon en Garfunkel: Parsley, Sage, Rosemary and Thyme.

Onwillekeurig denk ik aan de atletiek. De helling langs het water doet mij denken aan het golfterrein in Vittel, waar we op stage waren en onze trainer Etienne ons het begrip fartlek leerde kennen. Het was de tijd dat Finland toonaangevend was. Je had de overwinningen van Lasse Virén op de vijf- en de tienduizend meter op de Olympische Spelen in München in 1972. Waardoor wij aan de loopschoenen van Karhu een bijna mythische betekenis toekenden. Op een van de hoogste plaatsen van het golfterrein in het trainingsoord wees onze trainer Etienne naar een onbestemd punt in de verte. Daar liggen de Vogezen, sprak hij. Na de dagelijkse twee trainingssessies namen we een droge Finse sauna.

Wat heb ik genoten van de periode dat ik samen met mijn vrienden aan competitiesport heb gedaan! Samen afzien, wat was het heerlijk. Zo werkten we zelfs bij vriestemperaturen en lopend over het ijs onze tweehonderds af. Waarbij Johan Dobbelaere, die toen deelnam aan het EK voor junioren in Donetsk, onder zijn bleekblauwe trainingsvest enkele bladen krantenpapier had bevestigd om de grootste koude te weren. Mijn vriend, de heer B., oefende eenzaam en verlaten in het licht van de koplampen van zijn auto op het tweede plein van La Gantoise in het kogelstoten. Het metalen projectiel voelde zo koud aan dat hij de kogel diende op te warmen op de motorkap van zijn draaiende auto.

Maar dat aan competitiesport en vooral dan die op het hoogste niveau ook een keerzijde is verbonden, dat weten we allemaal. Het werd het grote publiek nog eens duidelijk gemaakt door de coming out van enkele jonge topatletes. Zij hadden het over hun eetstoornis en hoe die gaandeweg hun leven ging beheersen. Het zijn moedige en ontroerende getuigenissen van jonge mensen die precies datgene wat van hen wordt verlangd zó goed willen doen dat het niet meer werkbaar is. Maar misschien verwachten wij ouders, trainers, officiële instanties teveel van sommige jonge mensen. Zien we te weinig hoe kwetsbaar ze zijn. Misschien moeten we het begrip topsport herdenken? Er alleszins over praten. Zoals die meisjes o zo moedig deden. Onze verwachtingen naar beneden halen. Of zoals ik vanmorgen hoorde op de podcast Gérard & ik: de doelstellingen zijn vaak de oorzaak van het niet presteren.Laten we jonge mensen toch niet in stukken vallen.

Johan De Vos
november 2020